Wat is chronische beademing?

Chronische beademing
Onder chronische beademing wordt verstaan het voor de rest van het leven afhankelijk zijn van een beademingsapparaat ter kunstmatige ondersteuning van de ademhaling.

Meestal wordt chronische beademing toegepast bij mensen met een in ernst toenemende spierziekte (bijvoorbeeld de ziekte van Duchenne).

Doordat de functie van de ademhalingsspier vermindert, zijn de longen niet meer in staat voldoende buitenlucht binnen te halen en voldoende koolzuurgas uit te scheiden. De longen zelf functioneren dus nog wel goed maar de spieren er om heen niet meer. Daarnaast wordt ademhalingsondersteuning ook toegepast bij onder andere mensen met borstkasvergroeiingen, bepaalde longziekten en diverse andere ziektebeelden.

Door gebruik te maken van een beademingsapparaat kan de functie van de ademhalingsspieren voor een periode (bijvoorbeeld alleen ’s nachts) of 24-uur per dag worden overgenomen.

In Nederland worden de volgende vormen van beademing toegepast:

•non-invasieve beademing en
•invasieve beademing.

Non-invasieve beademing

Deze vorm van beademing vindt plaats via de neus/mond, middels een neus- of mond/neusmasker of een mondstuk. Dit masker/ mondstuk wordt vervolgens aangesloten op een beademingsapparaat waardoor lucht ingeblazen wordt.

Invasieve beademing

Deze vorm van beademing vindt plaats via een tracheostoma. Dit is een, operatief aangelegde opening naar de luchtpijp. Via een in het tracheostoma geplaatste tracheacanule wordt met een beademingsapparaat lucht rechtstreeks de longen ingeblazen.

Hulp bij verblijf in instellingen

Veel chronisch beademden hebben vanwege hun spierziekte/neuromusculaire ziekte een beperkte arm- en handfunctie. Ook bij dwarslaesiepatiënten komt deze beperking voor. In dat geval hebben zij assistentie nodig bij een aantal handelingen die voortvloeien uit de beademing:

•het aan- en afkoppelen van het beademingsapparaat;
•het controleren van de instelling van het beademingsapparaat;
•bij non-invasieve beademing: op- en afzetten van het masker;
•bij invasieve beademing: verzorgen van de tracheostoma, verwisselen van de tracheacanule, uitzuigen van de luchtwegen;
•soms handmatig beademen met een beademingsballon;
•schoonhouden van slangen, apparatuur etc.
Mensen die beademd worden, dienen de standen van hun beademingsapparaat te kennen en van hen mag worden verwacht dat zij weten op welke wijze en op welk moment bepaalde handelingen moeten worden verricht. Veelal zijn zij self-supporting in de zin dat zij verbaal goed aan kunnen geven welke zorg geboden moet worden.

Een aantal van deze handelingen zijn in de wet BIG beschreven als voorbehouden handelingen. Verder in deze brochure staat beschreven waaraan voldaan moet worden.

Instellingen die mensen opnemen die beademd worden, staan in hun zorgverlening aan deze groep mensen niet alleen. Om de nodige deskundigheid te verwerven en te behouden worden zij bijgestaan door een Centrum voor Thuisbeademing.